2022 I salici, i campi, L'acqua
ISBN-13: 978887536479-3 Edizioni Joker vertaling en initatiefnemer van de vertaling: Patrizia Filia |
Del campo
Sul campo maturo annuisce il papavero lo slanciato convolvolo, un sogno di sole, senza ombra, pende sopra il tiglio in fiore. Caldo mi bacia il sole, senza ombra e fresco il tiglio in fiore, cancello sulla sabbia, spensierata, il passo che non riesco a trovare. Ed ora, sono contenta o sono adirata per il sole e il fiore e il tiglio? Oh, nessuno rima del tutto impunito con sole, rosa e convolvolo. |
Augusta vertaalde veel poëzie. ‘The Blessed Damozel’ (De zalige jonkvrouw) is de titel van zowel een gedicht als een schilderij van de Engelse dichter-schilder Dante Gabriel Rossetti (1828-1882). Vanaf de aarde wendt een man zich tot zijn geliefde in de hemel. Het schilderij bevindt zich in het Fogg Museum in Cambridge, Massachusetts, USA. Het gedicht bevat 24 strofen. Een jonkvrouw in de hemel bidt en smeekt om hereniging met haar geliefde op aarde. Het gedicht vertelt geen verhaal, maar beschrijft een aantal tegenstellingen, zoals lichaam en geest, hemel en aarde. In het hele gedicht wordt het verlangen uitgesproken de tegengestelde elementen met elkaar te verenigen, wat als ideaal wordt beschouwd
|
Augusta behoorde tot de Tachtigers, maar stond in de schaduw van de veel bekendere Tachtigers, onder wie de door haar bewonderde Hélène Swarth die het werk van Peaux waardeerde. De Tachtigers vormden een vernieuwende beweging binnen de Nederlandse literatuur en bestond van ca. 1880 tot 1894. In het werk van deze auteurs kwamen impressionisme en naturalisme sterk naar voren. De Tachtigers zijn vooral van belang vanwege hun vernieuwing van de poëzie. De beweging moet worden beschouwd als een late voortzetting van, en sterke kritiek op, de Romantiek, de periode die er direct aan vooraf was gegaan.
Behalve het jaartal 1859 als overeenkomst bespeur je eerder een eigen visie bij Peaux dan overeenkomsten met de Tachtigers. Zoals het Nieuwsblad van het Noorden van 27-10-1934 het bij haar 75ste verjaardag verwoordde: zij “neemt in de Nederlandsche letterkunde een eigen plaats in.” En de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 2-11-1929 schreef al: “Augusta Peaux heeft edel werk gegeven. Zij neemt haar eigen plaats in in de geschiedenis der Nederlandsche Dichtkunst. |
Zij debuteerde bovendien pas in 1918 met Gedichten, ná Martinus Nijhoff (1894-1953), ná Paul van Ostaijen (1896-1928), en haar poëzie moet indertijd een wat achterhaalde indruk hebben gemaakt.
Bloemlezers noemen haar naam met respect, maar de lezers zijn haar vergeten. Haar poëzie is prominent vertegenwoordigd in de overzichten van de in haar jaar van overlijden geboren dichter Gerrit Komrij (1944-2012) (die steeds dezelfde 8 gedichten opnam, ook in zijn laatste Komrij’s Nederlandse poëzie van de 19de t/m de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten, 2004, ook wel De Dikke Komrij genoemd), in “De Dunne Komrij” (Uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 2005) waar de gedichten Vervallen Woning en Eenzaam Kerkhof zijn opgenomen) en in de Spiegel van de moderne Nederlandse en Vlaamse dichtkunst (Samengesteld door: Hans Warren en Mario Molegraaf, Uitg. Balans, Amsterdam, 2005, ISBN 90 5018 741 2), maar naar de rest van haar toch opvallende werk kijkt niemand om. Wie haar gedichten leest zal zich verbazen over haar ‘hartstochtelijke, haast stamelende poëzie’ volgens J.C. Bloem (1887-1966). Hij wees ook op de eigenaardige, wilde grootsheid ervan. Peaux publiceerde slechts twee bundels: Gedichten, Uitg. H.D. Tjeenk Willink & Zoon, Haarlem, 1918, 112 blz. dik, in 1923 herdrukt. In 1926 verscheen eveneens bij Tjeenk Willink Nieuwe Gedichten, 78 blz., met o.m. het vaak gebloemleesde Eenzaam kerkhof. Dit gedicht begint met een simpele natuurschildering, maar de beschrijving van het kerkhof krijgt met zijn slepende, bezwerende ritme en woordkeuze op den duur kosmische dimensies. (Maurits Uyldert: “Letterkundige Kroniek” in: Algemeen Handelsblad, 3-9-1927, avond editie) |
Tussen haar 9de en 16de jaar groeide Augusta op in Etten-Leur. “Misschien wel de belangrijkste periode in haar persoonlijkheidsvorming. Zou zij bij het maken van het gedicht ‘Eenzaam kerkhof’ nog aan het kerkhof in Etten gedacht hebben? Wat we zeker weten is, dat haar zus Johanna, eveneens dichteres, dat wél deed. In een biografie die Augusta over haar zus schreef, vermeldt ze dat het werk van haar zus sterk beïnvloed werd door de periode dat het gezin in Brabant woonde.” (Uit: Augusta Peaux, dichteres (1859-1944) - Een bijdrage van Cor Kerstens, In 1996 is een door Komrij gesproken versie van dit gedicht opgenomen op de cd Komrij’s Keuze, De Nederlandse poëzie van de twaalfde tot en met de twintigste eeuw in 60 en enige minuten, samengesteld door Gerrit Komrij, Uitg. Bert Bakker, STEMRA ISBN 9035117506, track 38.
|
Peaux is voor alles natuurdichter; zij blinkt uit in fijnzinnige impressionistische landschapsschilderingen waaraan zij een melancholieke ondertoon geeft. Toch schrijft Mea Mees-Verwey (1892-1978) in een bespreking van de bundel Gedichten in De Beweging. Jaargang 15, Uitg. W. Versluys, Amsterdam, 1919: “Augusta Peaux heeft een sprookjesgemoed, een kindergemoed dat altijd jong blijft. Dit boekje bevat verzen van een geheel leven, maar noch in de inhoud der verzen, noch in de techniek valt enige verandering waar te nemen. Het is alsof het volledige gedicht haar invalt tegelijk met de visie op een of ander natuurmoment, zó dat haar bewustzijn er weinig aan kan veranderen.”
Ondanks de dominees in het voorgeslacht hebben de gedichten van Augusta geen christelijke inslag. |
Proza
Augusta Peaux schreef o.a. in De Nieuwe Gids, maar toen na het overlijden van Willem Kloos „De Nieuwe Gids” werd gekocht door het Coöperatief Uitgeversbedrijf U. A. te ’s-Gravenhage en tot de redactie toetrad “de bekende fascist en lid van Zwart Front”, antisemiet en bewonderaar van Hitler en Mussolini, dr. A. A. Haighton, verklaarden 28 letterkundigen naar aanleiding daarvan, dat zij niet langer als medewerkers wensten op te treden, “daar zij van deze wijzigingen, een belangrijken fascistischen invloed in de leiding van „De Nieuwe Gids" verwachten” (...) “en daardoor het gevaar ontstaat, dat de humanistisch-democratische traditie van het tijdschrift te loor gaat.” Tot de ondertekenaars behoorden o.a.: Augusta Peaux, Joannes Reddingius, dr. P. H. Ritter Jr., mr. dr. Benno Stokvis, jhr. dr. Nico van Suchtelen, dr. J. D. Bierens de Haan, Maurits Dekker, de natuurkundige Sam Goudsmit en Willem de Mérode. Genoemde Haighton was zeer vermogend en heeft onafgebroken geprobeerd met zijn geld invloed uit te oefenen in vele fascistische ondernemingen in die tijd. (o.a. Algemeen Handelsblad, 27-7-1938 en Nieuwsblad van het Noorden, 27-7-1938, waar in beide alle 28 namen worden genoemd, de Indische Courant (te Soerabaja) 3-8-1938 en De Sumatra Post, 12-8-1938). |
Fragment uit het lied van Thrym
De bekende Loki die oorspronkelijk de ommezijde is van Odin, de verderfelijke macht tegenover de scheppende, treedt hier niet op in zijn vernietigende eigenschappen maar als de listige, die zijn broeder Thor met zijn slimheid ter zijde staat, terwijl misschien zijn oude beteekenis als vuurgod uitkomt in zijn vooruitvliegen naar Jotunheim: 't weerlicht dat het onweer voorafgaat Wingthor in woede ontstak bij 't ontwaken, waar hij den hamer miste in zijn hand. Trilde zijn baard hem en 't haar op zijn schedel Jords zoon de vertoornde sloeg om zich heen. |
eaux maakte regelmatig reizen, zelfs naar IJsland. Over haar ervaringen daar schreef ze elf gedichten. In één van die gedichten, geschreven rond 1925, lezen we:
Dit land wil eenzaam zijn, geen vriend van menschen, maar met sterren en de zee alléén. Ze ging naar IJsland in het gezelschap van twee vriendinnen, onder wie Geertruida E.G. Meuleman aan wie Nieuwe Gedichten is opgedragen. Met haar schreef ze ook een artikel: het lied van Thrym in: De Beweging. Jaargang 13 (1917) |
Muurgedicht in Nijmegen:
Oude Huizen aan de kade Zoo staren lichtschuwe uilen in de zon, zooals die grauwe huizengevels staren en suffen door den dag als oude vogels. Maar met den avond staan zij scherp van bek en scherp van klauwen op de winterlucht, die gelig vlakt in ’t Westen, effen, koud. Zeearenden, zoo zien zij over ’t water heel donkere, groote beesten. . |
- Op goudgrond (1899) [verhalenbundel].
- Gedichten (1918).
- Nieuwe gedichten (1926).
- Voor een overzicht, zie Mario Molegraaf, ‘Augusta Peaux’, Kritisch Literatuur Lexicon (2001), aug., A1-A2.
- De wilgen, de velden, het water. Een keuze uit haar gedichten, Mario Molegraaf ed. (Dordrecht 2014) [met een nawoord door Mario Molegraaf].
- J.C. Bloem, ‘Augusta Peaux. Bij haar 70sten verjaardag’, De Gulden Winckel 28 (1929) 320-321.
- Fijtje Koets, Hélène Swarth en Augusta Peaux: verguisd of vergeten. Twee vrouwelijke Nederlandse dichters en de canon (Utrecht 1994).
- Mario Molegraaf, ‘Augusta Peaux’, Kritisch Literatuur Lexicon 82 (aug 2001) 1-8.